- richting
- {{richting}}{{/term}}1 [zijde, kant] direction 〈v.〉2 [gezindheid] tendance 〈v.〉3 [het richten naar een kant] orientation 〈v.〉; 〈vuurwapen〉 pointage 〈m.〉; 〈in rechte lijn stellen〉 alignement 〈m.〉♦voorbeelden:1 zij gingen richting Amsterdam • ils allaient en direction d'Amsterdamin de goede richting • dans la bonne directiontegen de normale richting in • à contre-courantin tegenovergestelde richting • en sens inversein zuidelijke richting • vers le sud〈in auto〉 de richting aangeven • mettre son clignotantwelke richting is hij uitgegaan? • de quel côté est-il allé?in de richting van • versalle inspanningen gaan in dezelfde richting • tous les efforts concordent
Deens-Russisch woordenboek. 2015.